Cookie beleid DCG

De website van DCG is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Google analytics Toestaan Niet toestaan

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan

1945 tot nu

De start van D.C.G. was wat betreft voetballen niet gemakkelijk. Tijdens de oorlog was het sportpark Velserweg als het ware omgeploegd. Van de 40 voetbalvelden was niets meer overgebleven. Dankzij de medewerking van een aantal verenigingen, door het ter beschikking stellen van hun velden, was het toch mogelijk te blijven voetballen.
Gestart werd met 9 senioren, 4 junioren en 5 aspirantenelftallen. Het eerste elftal kreeg onderdak bij DWS aan de Spaarndammerdijk. De jeugd werd ondergebracht op de velden van V.I.C. aan de Kalfjeslaan. Bok de Korver en R.K.V.V.A. (het onlangs gefuseerde Rood-Wit A met Schellingwoude, de nieuwe naam is nu De Dijk).
Deze situatie duurde tot en met augustus 1947. Op 18 mei 1947 werd het kampioenschap gevierd van de vierde klasse K.N.V.B.. D.C.G. mocht starten in de derde klasse K.N.V.B. De velden aan de Velserweg waren inmiddels weer bespeelbaar gemaakt en D.C.G. kon daar weer spelen. Tot 1950 moest men zich verkleden in noodgebouwtjes. Het nieuwe, eigen clubgebouw werd opgetrokken p de funderingen van het voormalige Constantius. Ook toen moest de eigenwerkzaamheid van de leden worden aangesproken.
Ondertussen had men op andere fronten niet stil gezeten. Zo werd op 3 november 1947 een dames handbalafdeling opgericht. Het eerste team van deze afdeling heeft zelfs nog deelgenomen aan de wedstrijden om het landskampioenschap. Op 2 november 1945 werd een damafdeling opgericht, terwijl in dat zelfde jaar een schaakafdeling het levenslicht zag.
De fusie wekte naast instemming veel kritiek. Men vroeg zich af wie die gekken waren die een dergelijke fusie dachten te kunnen volbrengen. Het zou allemaal, aldus deze pessimisten, op een mislukking uitlopen. Die kritiek was voor de mensen van het eerste uur mede een stimulans om te bewijzen dat D.C.G. zijn tijd ver vooruit was.
Op 1 mei 1955 werd het kampioenschap van de derde klasse behaald. Tot die tijd was D.C.G. een goede middenmotor geweest. De promotie naar de tweede klasse werd echter nu een feit, hetgeen de uitspraak ontlokte dat D.C.G. nu pas ging “meetellen”. Inmiddels had zich een enorme strijd afgespeeld tussen D.C.G. en de NKS (Nederlandse Katholieke Sportfederatie). Bij de fusie tussen de K.N.V.B. en de R.K.Voetbalfederatie was bepaald dat katholieke elftallen niet tegen neutrale verenigingen mochten spelen. Daar moest apart dispensatie voor worden aangevraagd. D.C.G. was het daarmee niet eens. Jarenlang werd geijverd om dispensatie te verkrijgen voor minstens het eerste junioren A-elftal. De discussies rond dit punt liepen zo hoog op dat p een jaarvergadering van de N.K.S. voorzitten de Ruyter het woord werd ontnomen. Maar in 1955 lukt de doorbraak. Een aantal jaren later mochten alle R.K. jeugdelftallen gemengd spelen. D.C.G. was ook hier al erg progressief onder het motto: weg met de hokjesgeest. Dat wil echter niet zeggen dat principes opzij gezet werden.
Verdere uitbreiding
De uitbreiding van het aantal afdelingen was nog niet ten einde. In 1954 werd een softbalafdeling opgericht, terwijl in 1952 reeds een honkbalafdeling de sportmogelijkheden uitbreidde. De damafdeling was inmiddels door een fusie met de Damclub Amsterdam ter ziele gegaan. De schaakafdeling bestaat nog steeds (als zelfstandige vereniging).
D.C.G. startte in 1945 met een beginkapitaal van f. 4.195,00 welke als volgt was ingebracht. D.O.S.S. f. 2.950,00, Constantius f. 850,00 en Gezellen Vier f. 395,00. De fusie had echter een financiële consequentie. Immers bij de besprekingen was afgesproken dat zou worden overgegaan tot het stichten van een zgn. Sportparkfonds. D.C.G. had het ideaal een eigen sportpark te stichten. De eerste storting in dit fonds bedroeg f. 13.500,00 dankzij giften en legaten. Deze gelden hebben mede de grondslag gevormd voor het huidige clubgebouw op Ookmeer. Op de Velserweg was inmiddels het nieuwe kleedlokaal door de gemeente gebouwd. Het was een gebouw in boerderijvorm, waarin in het begin ook andere verengingen zich moesten verkleden. Dat betekende dat het gebouw optimaal gebruikt werd, maar ook dat het een gekrioel van spelers was. Het was echter een duidelijke zaak geworden dat de Velserweg maar een tijdelijke behuizing zou zijn. Aanvankelijk had D.C.G. het plan aan de James Rosskade een eigen sportpark te vestigen. De besprekingen met gemeente en andere instanties waren al vergevorderd en er was zelfs al een Stichting Sportpark West in het leven geroepen. Later werden deze terreinen toegewezen aan DWS en VVA. Later zijn er nog pogingen ondernomen om aan de Velserweg een apart gedeelte te krijgen voor D.C.G., maar dat mocht niet lukken. Ookmeer was toen reeds gepland, maar door geldgebrek van gemeentewege bleef dit plan nog enige tijd in de ijskast liggen. Tot 1963 zou D.C.G. op de Velserweg blijven. Het “concentratiekamp”, zoals de bijnaam luidde van dit park, wegens zijn strakke, ongezellige indeling, zou echter spoedig ontruimd moeten worden voor de havenplannen van Amsterdam.
D.C.G. was inmiddels weer gepromoveerd. Na kampioen geworden te zijn in de tweede klasse, moesten er promotiewedstrijden gespeeld worden tussen O.S.V., V.U.C., D.C.V, en D.C.G.. Uiteindelijk werd het zo dat D.C.G. een beslissingswedstrijd moest spelen tegen V.U.V.. Het Veloxterrein ligt bij de oude leden zeker nog in het geheugen. Met maar liefst 25 bussen werd uit Amsterdam vertrokken om de strijd van de mannen mee te maken. Na een enerverende wedstrijd bereikte D.C.G. door een 2-1 overwinning de eerste klasse.
Het jeugdvoetbal begon steeds meer een belangrijk onderdeel te vormen van de D.C.G.-activiteiten. Het voormalige D.O.S.S. had al een begin gemaakt met het jeugdvoetbal via vakantiescholen en later uitgebreid tot de scholen. Geleidelijk aan werd dit succes mede dankzij de medewerking van de broeders van de Postjesweg. Het schoolvoetbal groeide uit tot D.C.G.-voetbal. Een bewijs dat D.C.G. ook met zijn jeugd een progressieve koers wilde varen kwam tot uiting in de jeugdkampen die in de zomermaanden werden georganiseerd door de jeugdcommissie.
Het werd steeds duidelijker dat D.C.G. zou gaan verhuizen naar het nieuwe Sportpark Ookmeer. De plannen hieromtrent kwamen klaar en D.C.G. zou de sprong in “het duister”wagen. Alvorens het zover was, diende D.C.G. een sombere periode op het voetbalveld te doorstaan. Dat was het seizoen 1961/1962. D.C.G. moest toen tegen O.V.V.O. (het huidige Xanthos) aantreden in een wedstrijd waar het behoud van het eersteklasserschap op het spel stond. De wedstrijd werd gespeeld op het terrein van de H.F.C. in Haarlem en werd door D.C.G. met 2-0 gewonnen.
We zijn inmiddels aangekomen in de beginjaren zestig. De voetbalpool was om de hoek komen kijken en een belangrijk deel gaan uitmaken van de financiën van de vereniging. Mede dankzij de pool werd het mogelijk de stap naar het nieuwe sportpark Ookmeer te wagen. Na een voorzitterswisseling te hebben doorstaan (de heer De Ruyter werd opgevolgd door de heer Feringa) vond in 1963 de verhuizing plaats.
In het begin was het een troosteloze zaak om over sportpark Ookmeer te lopen. Een kale vlakte, waar dan ook nog voetbalvelden te onderscheiden waren. De accommodatie bestond in eerste instantie uit houten noodgebouwtjes van de Gemeente, maar al spoedig werd de bouwcommissie actief om de bouw van een eigen, riant clubgebouw te verwezenlijken. Een bijzonderheid bij de verhuizing naar Ookmeer was dat daar al spoedig een trainingsverlichting aanwezig was. Op Ookmeer werd echter in 1963 reeds de nieuwe trainingsverlichting in gebruik genomen.
De voetbalprestaties dobberden voort, zodat er gelegenheid bestond de aandacht te richten op de bouw van het “droompaleis”. Op 21 augustus 1965 verrichtte erevoorzitter De Ruyter de eerste steenlegging voor het nieuwe gebouw. Op 21 mei 1966 volgde dan de officiële opening. Met deze opening werd een stuk zelfwerkzaamheid van D.C.G. afgestoten dat zijn weerga niet heeft. Het is te danken aan deze zelfwerkzaamheid dat D.C.G. nu in het huidige gebouw kan verkeren.
De verhuizing naar Ookmeer bleek op de vereniging een goede uitwerking te hebben. Vooral na de in gebruik name van het clubgebouw kwam de vereniging in “de lift”. Dat bereikte zijn glorievol hoogtepunt op 10 juli 1968 toen, ten aanschouw van 22.000 toeschouwers, D.C.G. in een beslissingswedstrijd tegen U.V.S. het landskampioenschap bij de amateurs behaalde. Een nog steeds bestaand record is met deze wedstrijd gevestigd. Tot op de dag van vandaag is er sinds de invoering van het betaalde voetbal geen wedstrijd geweest tussen twee amateurploegen die meer toeschouwers heeft getrokken.
Op sportpark Ookmeer had D.C.G. vijf velden beschikbaar die vanaf 1963 tot heden op elke zaterdag en zondag volop bezet zijn. Daarnaast was en is ieder lid in de gelegenheid te trainen. Het veld wordt iedere avond gebruikt.
Het clubgebouw is uitgegroeid tot een centrum van activiteiten. Activiteiten die vaak veel verder reiken dan alleen maar wat direct “des voetbals” is. Naast de normale “doordeweekse” gebruikstoepassing als opvangcentrum na trainingen en verenigingswerkzaamheden bij wedstrijden, bruist het in en om dit gebouw vele malen per jaar van leven bij festiviteiten en andere gebeurtenissen waarmee het clubleven van D.C.G. rijk is. Zo was er in de jaren zestig iedere zaterdagavond in het clubgebouw een jeugdsoos. Vele jaren werd in het clubgebouw het nieuwe voetbalseizoen gestart met een mis. Het behoeft geen betoog dat bij dergelijke activiteiten het clubgebouw uitermate goede dienst deed.
Uiteraard was bij zo’n intensief gebruik regelmatig onderhoud noodzakelijk. Tekenend voor de sfeer van eendracht en clubliefde is, dat al deze werkzaamheden in eigen beheer en door eigen leden werd uitgevoerd.
Delen

voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!